Kranten

Amsterdam, Het Baambrugs Wapen

Gegevens publicatie

Datum01-05-1852
PublicatieOpregte Haarlemsche Courant
OnderwerpVerkoop bij de molen
PlaatsAmsterdam
Permalink Open het origineel
Inhoud bericht

** Gt. WEVERINK, WESSELING, CHRISTIAAN AMENT, GERRIT MOELE en ALBERT JONG, Makelaars, zullen op Maandag den 24sten Mei 1852, te Amsterdam, des avonds ten half zes ure, in het voormalig O.Z. Heeren-Logement verkoopen:
No. 1. Een kapitale Bovenkruijer HOUTZAAGMOLEN, genaamd DE WITTE OS, op het Mennonieten Pad, in Buurt IJ, IJ, No. 89, bijzonder gunstig gelegen en geschikt voor eene Houtzagerij en Houtkooperij.
No. 2. Een kapitale Paltrok HOUTZAAGMOLEN. genaamd HET BAAMBRUGSCHE WAPEN, tusschen het Funen en Zeeburg, in Buurt Z, Z, Kadaster No.330, 330a en 332. En
No. 3. Een zeer ruime WERF, van ouds genaamd DE CATOENDRUKKERIJ, met Heerenhuizingen, Knechtswoning, kapitale Loodsen en andere Gebouwen en Getimmerten, in de Kleine Wittenburgerstraat, in I Afd. 4, zeer voordeelig gelegen en ingerigt voor eene Houtkooperij.
Breeder bij Biljetten omschreven. De Bewijzen van Eigendom en Veilconditiën, zullen vier dagen vóór en op den Verkoopdag ter lezing liggen ten Kantore van de Notarissen HOOG en VERSCHUUR, op den Binnenkant.

Molens in dit bericht

AmsterdamDe Witte Os IIKies deze molen
AmsterdamHet Baambrugs WapenKies deze molen

Gegevens publicatie

Datum26-05-1852
PublicatieAlgemeen Handelsblad
OnderwerpVerkoopadvertentie
PlaatsAmsterdam
Permalink Open het origineel
Inhoud bericht

VERKOOPING VAN HUIZEN.
Maandag 24 Mei, in het O.Z. Heeren-Logement, No. 1. De Houtzaagmolen de Witte Os. Niet geveild. -- 2. Baambrugsche Wapen. f 6750. f 50. Opgeh. - 3. ()

Molens in dit bericht

AmsterdamDe Witte Os IIKies deze molen
AmsterdamHet Baambrugs WapenKies deze molen

Gegevens publicatie

Datum23-05-1871
PublicatieAlgemeen Handelsblad
OnderwerpVerkoopadvertentie
PlaatsAmsterdam
Permalink Open het origineel
Inhoud bericht

E. H. COERS, J. O. COERS, P. BAAY en C. O. VAN DER HEIDE, Makelaars, zullen op MAANDAG 19 JUNI 1871, des avonds na zes uren, in het lokaal de Brakke Grond, ten overstaan van den Notaris J. G. POUW, in veiling brengen: Een HOUTZAAGMOLEN, zijnde een PALTROK, (genaamd het Baambrugsche Wapen), met vaste en losse Gereedschappen, en drie Knechtswoningen, een HOUTLOODS en Afgeschoten Werkplaats (alles staande op stadsgrond)
BUITEN DE MUIDERPOORT IN DE
STADS RIETLANDEN.
ZZ 1970, 172, 173 en 174, ter gezamenlijke grootte (volgens huurcontract) van 78 aren, te zamen in één Koop. Breeder bij biljetten omschreven. Te bezichtigen des Dinsdags en Donderdags van 12 tot 4 uren. De bewijzen van eigendom en veilconditiën zullen vier dagen vóór en op den verkoopdag des voormiddags ter inzage liggen ten Kantore van den Notaris J. G. POUW, aan de Keizersgracht bij de Brouwersgr. (18481)

Molens in dit bericht

AmsterdamHet Baambrugs WapenKies deze molen

Gegevens publicatie

Datum30-08-1880
PublicatieWeekblad van het regt
OnderwerpRechtspraak
PlaatsAmsterdam
Permalink Open het origineel
Inhoud bericht

AHRONI>ISSEMENTS-REGTBANKEN.
ARRONDISSEMENTS-REGTBANK TE AMSTERDAM. Eerste kamer.
Zitting van den 24 Februari'j 1880.
Voorzitter, Jhr. Mr. B. J. Ploos van Amstel.
Regters, Mrs.: J. van Eik Jzn. en J. A. de Bas.
Subst.-Officier, Mr. A. J. Karseboom.
Subst.-Griffier, Mr. H. Meinesz.
IIuur en verhuur. — Eisch tot ontruiming en schadevergoeding. — Beroep op erfpachtsregt.
Levert het eenvoudig beroep van een gedaagde op een hem toekomend erfpachtsregt grond op tot niei-ontvankelijk-verklaring eener vordering tot ontruiming, ingesteld uit kracht van een tusschen partijen aangegaan huurcontract, waarbij dit beweerde erfpachtsregt niet werd gereserveerd? —• Neen.
Is bij ontvankelijkheid der actie tot ontruiming de daaraan toeqevoegde eisch tot schadevergoeding gegrond1 — Ja.
De Burgemeester der stad Amsterdam, eischer, procureur J. G. Kuhn, advocaat Mr. P. A. Brugmans,
tegen
J. H. Besem, wonende te Amsterdam, gedaagde, procureur H. P. Loggere, advocaat Mr. J. Pinner. j
De Regtbank enz.,
Gehoord partijen; j
Gelet op de conclusie van het Openb. Min.:
dat het der Regtbank behage, den eischer niet-ontvankelijk te < verklaren in zijne ingestelde vordering en te veroordeelen in de kosten der procedure; (
Gezien de stukken, enz.; (
Overwegende ten aanzien der feiten:
dat de eischer bij dagvaarding stelt, dat de ged. op 24 April ï 1868 van Burg. en Weth. van Amsterdam, blijkens wederzijds c geteekend huurcontract, geregistreerd, op de daarbij omschreven i voorwaarden, heeft gehuurd den grond of werf van den zaagmolen d genaamd Baambrugge, gelegen in de stads rietlanden, buiten de o Muiderpoort, te Amsterdam, kadaster sectie A, n°. 525—527, groot e 66 roeden of aren en 20 ellen of centiaren, en kadaster sectie A, e n. 528, groot 11 roeden of aren, 80 ellen of centiaren, voor den v tijd van 10 jaren, ingaande 1 Nov. '1868 en zullende eindigen 31 Oct. 1878, tegen een huurprijs van ƒ130 in het jaar, op 1 Nov. o van elk jaar in handen van den gemeenteontvanger of diens ge- n magtigde te betalen;
dat die huur niet verlengd noch vernieuwd is, maar als schriftelijk aangegaan op 31 Oct. 1878 van regtswege is geëindigd; h dat daarenboven bij exploit van den deurwaarder, dd. 25 April d 1878, den ged. is aangezegd, dat Burg. en Weth. voormelde huur niet wenschen te verlengen of te vernieuwen, maar den ged. sommeren den gehuurden grond en water voor of op 1 Nov. 1878 d ;er dispositie van Burg. en Weth. te stellen met amotie van al v ivat zich als opstal als anderzins op dien grond mogt bevinden, d ivereenkomstig de bepalingen van het huurcontract, aan welke d nsinuatie door den ged. in geen opzigt is voldaan; w
Op welke gronden de vordering strekt, dat de ged. zal worden veroordeeld voorschreven grond of werf van den zaagmolen bi 3aambrugge te ontruimen, alle voorwerpen die zich daarop be- h vinden te verwijderen, en de opstallen, gebouwen en getimmerten lie daarop aanwezig zijn, ten koste van den ged. weg te ruimen, vl ;onder dat de eischer verpligt zal zijn voor de waarde van die >pstallen of voor de kosten van amotie aan den ged. eenige chadevergoeding te betalen, met verdere gevolgen breedvoerig >ij dagvaarding omschreven; dat voorts de ged. zal worden ver- v: lordeeld tot vergoeding van kosten, schade en interessen, op te gt naken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met uitvoerbaar- M erklaring van het vonnis bij voorraad, en met veroordeeling van th len ged. in de kosten van het regtsgeding; n'
dat de eischer heeft geconcludeerd overeenkomstig de dagvaar- ce ling, waarna de ged., bij conclusie van antwoord, heeft gezegd: 8C lat hij den grond, waarvan eischer de ontruiming vordert, in bi rfpacht bezit, overeenkomstig het regt in het jaar 1785 alhier hc n vigueur; 0I
dat hij dit regt nimmer op wettige wijze heeft verloren; dat de iet toekennen van een huurcontract hem dit regt niet heeft doen ui erliezen; dat daarenboven de eischer noch feitelijk noch regtens ko evoegd is in zijne actie tot schadevergoeding, al zou hij zelfs ve des expresselijk neen) geregtigd zijn de ontruiming van den ko rond te vorderen; op welke gronden de ged. concludeert, dat de be ischer zal worden verklaard niet ontvankelijk in zijne vordering, gr nmers hem die zal worden ontzegd, cum expensis; en
dat de eischer bij conclusie van repliek daartegen heeft aange- ge oerd: dat het in strijd is met de waarheid, dat de ged. den ge- de lelden grond in erfpacht heeft bezeten of hem daarop eenig sit rfpachtsregt competeert; zij
dat het echter onnoodig is dit nader te onderzoeken, daar, ge- bli ;eld dat de ged. erfpachter van dien grond ware, de ingestelde m( ordering toch toegewezen zou moeten worden; dat afgescheiden on an de vraag of de erfpachter door het toekennen van een huur- en jntract zonder de minste reserve zijn erfpachtsregt verliest, uit de eff erhouding, die tusschen den eischer qq. en den ged. door het en uiten der huurovereenkomst is ontstaan, voor den ged. de ver- m( ligting tot ontruiming en amotie voortvloeit, zelfs al ware hij ne •fpachter;
dat uit de weigering tot ontruiming na geeindigde huur, de qu =tie tot schadevergoeding als noodwendig sequeel van die tot scl ntruiming voortvloeit; weshalve de eischer in zijne qualiteit te erklaart te blijven persisteren bij zijn gedanen eisch en genomen j,lf mclusien; nj(
dat de gedaagde niet heeft gedupliceerd; vol
Overwegende in regten : {[e
dat ten processe vaststaat:
1°. dat tusschen partijen op 24 April 1868, bij onderliandsche hoi 'te eene overeenkomst van huur en verhuur is gesloten betreffende aai -n grond of werf van den zaagmolen genaamd Baambrugge, dai 3or tien jaren, tegen een huurprijs van f 130 per jaar;
2°. dat bij exploit van den deurwaarder dd. 25 April 1878, amens den eischer qq. aan den ged. is aangezegd, dat hij voorelde huur niet wenschte te verlengen en ged. is gesommeerd Jor of op 1 November 1878 het gehuurde te ontruimen met notie van hetgeen zich op dien grond als opstal of anderzins ogt bevinden;
3°. dat door ged. aan die sommatie geen gevolg is gegeven;
(Gepleit voor den Rotterdam, voor de Arnhem.)
O., dat aisnu met het oog op deze feiten en op de verwer van den ged. tegen de ingestelde vordering, de navolgende vra] moeten worden beantwoord:
1°. Levert het beroep van een ged. op een hem toekom erfpachtsregt, zooals dit in casu is gedaan, grond op tot 1 ontvankelijk-verklaring eener vordering tot ontruiming, inges' uit kracht van een tusschen partijen aangegaan huurcontract?
2. Zoo ja, moet in casu de niet-ontvankelijkheid worden uil sproken, omdat blijkt, dat de ged. werkelijk erfpachtsregt heeft 3°. Is bij ontvankelijkheid der actie tot ontruiming, de daar' toegevoegde eisch tot schadevergoeding gegrond?
O. ad lum :
dat de (ingestelde vordering niet anders bedoelt dan dat d den ged. gevolg worde gegeven aan eene der bepalingen van tusschen partijen gesloten huurcontract;
dat zoowel volgens algemeene regtsbeginselen als volgens 0 wet, zoodanig contract tusschen partijen verbindend is totdat vernietiging daarvan is uitgesproken;
dat tot dit laatste niet is geprocedeerd, noch geconcludeerd; ^ dat het nu, naar aanleiding van de verwering van den . ' de vraag is, of in bovenvermelden algemeenen regel verander' '■9 wordt gebragt, doordien de huurder, die na geeindigden huurl 'd en wederzijdsche praestatie van het eigenlijk doel der overeenko® (c tot ontruiming wordt aangesproken, zich er op beroept dat een regt van erfpacht heeft op den in het huurcontract ver» ' den grond;
dat te dien aanzien door den ged. in zijne conclusie v antwoord niets anders wordt gezegd, dan dat hij dat regt v G. erfpacht door het teekenen der huurovereenkomst niet verlo' heeft;
dat hij nu daarbij of van het bestaan van zijn regt van erfp9' kennis heeft gedragen, of daarvan onkundig is geweest; dat ±- ged. in het eerste geval geacht moet worden van zijn regt v erfpacht stilzwijgend afstand te hebben gedaan, daar niets 1 verpligt dit uitdrukkelijk te doen; en dat in het andere ge1 verschillende redenen de onbestaanbaarheid der overeenkomst t gevolge kunnen hebben;
dat toch art. 1358 B. W. voor de bestaanbaarheid van °v' te eenkomsten vier voorwaarden vereischt, en dat reeds daaruit voo de vloeit, dat bij de bestrijding van de bestaanbaarheid eener oV' eenkomst, de voorwaarde moet aangewezen worden, die daara ontbreekt of niet behoorlijk in acht genomen is;
dat de gedaagde nu wel bij pleidooi heeft gezegd, dat het i'< i' van erfpacht meer omvat dan eene overeenkomst van huur, Is dit regt zoodanige overeenkomst beheerscht en een zakelijk >'f :n niet door een persoonlijk regt kon worden te niet gedaan; 11,9 m dat deze verwering ten betooge van de onbestaanbaarheid le overeenkomst in de wet geen steun vindt, en dat daartoe, ^ ot echter niet is geschied, bepaaldelijk en uitdrukkelijk het gebrekT; V., een der voorwaarden behoort te worden aangeduid, door de :n voor de bestaanbaarheid eener overeenkomst vereischt; :l dat de verwering van den ged. uit dien hoofde onvoldoende 1 v. onaannemelijk voorkomt en op dien grond de eerste vraag ontke e- nend moet worden beantwoord;
O., ad Ilum:
f- dat, na het ontkennende antwoord op de eerste vraag gég^' het overbodig is voor het bestaan en den omvang van het do il den ged. beweerde erfpachtsregt in een nader onderzoek te trede ir O., ad Illum:
i- dat de gevraagde schadevergoeding niet anders is dan die ' 8 doeld bij art. 1279 B. W. ; dat de daarbij gestelde vereischt* il van in gebreke stelling en nalatigheid in casu niet ontbreken, c i, dus ook dit deel der vordering, voor welks afwijzing trouwe1 e door den ged. geen bijzondere gronden zijn aangevoerd, belio°r'
worden toegewezen;
Q O. dat overigens tegen den omvang van den eisch, zooals_ ' 1 bij dagvaarding is omschreven, geen bezwaren zijn aangevoerd '
hij mitsdien den eischer qq. in allen deele kan volgen; 1 Gezien de artt. 1374, 1279, 1606, 1303 B. W., art. 52, 6l' , vlgg., 616 vgg. en 56 B. R.;
e Regt doende enz.,
e Verklaart den eischer qq. ontvankelijk in zijne vordering; . ï Veroordeelt den ged., om binnen 2 maanden na de beteekem0
- van dit vonnis den voormelden grond of werf van den Zaagmol' e genaamd Baambrugge gelegen in de stads Rietlanden buiten
- Muiderpoort te Amsterdam, kadaster sectie A n°. 525, 526 en -r>* i thans bij het kadaster der gemeente Amsterdam bekend on'
n°. 525, 1354, 1355, 1356 en 1357, te zamen groot 66 aren
- centiaren en het water, kadaster sectie A n°. 528, groot H 11 rt' : 80 centiaren, door den ged. van Burg. en Weth. van Amsterda' i bij het bovengenoemd huur-contract gehuurd, op grond van 1'j r hoorlijk opgezegde en buitendien geeindigde schriftelijke huUr
ontruimen, alle voorwerpen die zich daarop bevinden te ver^l t dere, en de opstallen, gebouwen en getimmerten, niets hoegenaa111 | uitgezonlerd, die daarop aanwezig zijn, ten zijnen (des gedaagde > kosten en zonder dat de eischer in zijne voornoemde quaÜte s verpligt zal zijn voor de waarde van die opstallen of voor 1 L kosten van amotie aan den ged. eenige schadeloosstelling 1 betalen, te slopen, weg te ruimen en te amoveren en den gemel '® . grond en water, ontdaan van al de voorwerpen die zich daar en daarin bevinden en al hetgeen daarop is gesteld, gebouwd e getimmerd, aan den eischer in zijne voornoemde qualiteit of de gemeente Amsterdam over te leveren en te zijner vrije dis)' sitie te stellen en over te laten, met magtiging op den eiscliei * zijne voornoemde qualiteit om, indien de ged. mogt in gel |, blijven hieraan binnen den gestelden termijn te voldoen, des no1. met behulp van de sterke magt, voor rekening van den ged- • ontruiming van den gehuurden grond en water en die am° ,t en opruiming van hetgeen daarop gesteld en gebouwd is ze', j effectueren, en meergemelden grond en water behoorlijk ontrui1 en ontdaan van al de voorwerpen, opstallen, gebouwen en merten, niets uitgezonderd, die zich daarop bevinden, in bez>' nemen ;
Veroordeelt den ged., om aan den eischer in zijne meerge®e qualiteit of wel de gemeente Amsterdam te vergoeden alle kost'' schade en interessen reeds gehad en geleden of nog te hebben e te lijden wegens het niet voldoen aan hetgeen bij meergeme 1 < insinuatie en sommatie dd. 25 April 1878 is gevorderd en , niet nakomen zijner verpligtingen uit meergemeld huur-cont'11 voortvloeijende, op te maken bij staat en te vereffenen volge de bepalingen der wet; ^
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad niettegensta»'1' hooger beroep, mits stellende zekerheid, die zal moeten w'01% aangeboden binnen 8 dagen na het appel en binnen 8 da? daarna aangenomen of betwist;
Veroordeelt den ged. in de kosten van het regtsgeding-

Molens in dit bericht

AmsterdamHet Baambrugs WapenKies deze molen

Gegevens publicatie

Datum16-09-1882
PublicatieNieuws van den dag: kleine courant
OnderwerpSloop
PlaatsAmsterdam
Permalink Open het origineel
Inhoud bericht

Afbraak te Koop, bestaande in: Planken, Ribben, Latten, Deuren, Schot, Vloeren Zolderdelen, roode Dakpannen en Steen, afkomstig van den Zaagmolen, genaamd »Baanbrugswapen, en deszelfs Loods en Woningen, gelegen in de Rietlanden, nabij de Kraaijenhofstraat, Amsterd. (1256) J. B. THOBÉ.

Aantekeningen

NB sloper Thobé.

Molens in dit bericht

AmsterdamHet Baambrugs WapenKies deze molen