De molens gingen vermoedelijk over in handen van de fam. Van Straaten, die ook een houthandel hadden in Den Haag:
Openbare Vrijwillige
VERKOOPING,
na daartoe bekomen Regterlijke Autorisatie, in het Heeren-Logement, aan den Burg to Leyden bij Opbod op Vrijdag den 18den April 1866 en bij Afslag op vrijdag den 25sten April 1856, beide de dagen des morgens ten 10 ure, van:
Twee kapitale, hechte, sterke, in Volle Werking zijnde en Welbeklante Achtkante HOUTZAAGMOLENS, zijnde BOVENKRUIJERS, genaamd: de Eendragt en de Heesterboom, met derzelver Completen Inventaris.
Twee HEERENHUIZINGEN, diverse Knechts-Woningen, Hout-Loodsen, Schuitenhuis en Balkgaten, Koetshuis en Stalling, welaangelegde Fraaije Tuin en Moesgronden; alsmede het water of uitsluitend Regt van Visscherii, in den Rijn, langs de Perceelen loopende en strekkende van de Borstelbrug te Leyden af tot aan het Haagsche Schouw toe, alles in den besten staat en alleraangenaamst en voordeelig bij en aan elkander gelegen en staande onder de gemeente Soeterwoude, buiten de Wittepoort der Stad Leyden, tusschen den Hoogen Rijndijk en den Rijn, zijnde de Huizingen geteekend Nommers 178 en 182, en met de Molens, Werven, Loodsen, Woningen en Tuingronden, te zamen groot volgens het Kadaster 1 Bunder, 9 Roeden en 67 Ellen, en het Water groot 18 Bunders, 2 Roeden en 52 Ellen.
Alles nog in eigen gebruik bij de Houtkooperij, uitgezonderd de Heerenhuizing No. 182, welke Verhuurd is met daarbij behoorenden Tuin en Koepel tot 1857 en 2 jaar optie voor f 200,- in het jaar, en het Water gedeeltelijk Verhuurd à f 70,- 's jaars; en hebbende overigens verscheiden recognitiën.
Alles te veilen in 4 perceelen. Breeder bij aangeplakte Billetten omschreven. Te aanvaarden 1 Junij 1856 of eerder.
Te bezigtigen Dinsdags, Woensdags en Vrijdags van iedere week voor de Veiling, van 's morgens 10 tot 's namiddags 3 ure. op aanvrage aan den Molen de Eendragt, alwaar de aanwijzing geschieden zal.
Zijnde inmiddels nadere inlichtingen te bekomen ten Kantore van den Notaris Mr. H. OBREEN, te Leyden, alwaar de Veil-Conditiën 3 weken te voren ter lezing zullen liggen.
(2560)
Bij de gehoudene Veiling, op Vrijdag 18 April 1856, in het HeerenLogement, aan den Burg, te Leyden, van de HOUTZAAGMOLENS, enz., onder de Gemeente Soeterwoude, nabij Leyden, zijn de Percelen in Bod gebragt, als:
No.1. De MOLEN de Eendragt, met HEERENHUIZING, enz., op. f 8000
No. 2. De MOLEN de Heesterboom, met HEERENHUIZING,enz., op ,, 7700
No. 3. KOETSHUIS, STAL, ARBEIDERSWONINGEN en MOESLAND, op.......... ,, 1550
No.4. Het VISCHWATER, den Rhijn, op. .. ,, 2050
Waarvan de finale Verkoop en Toewijzing zal plaats hebben op Vrijdag 1. April 1856, des Morgens ten 10 Ure, ter zelfde plaatse. Zijnde inmiddels nadere informatien te bekomen ten Kantore van den Notaris Mr. E. OBREEN, te Leyden.
(6958)
Leidsche toestanden.
Heerlijke stad, dat Leiden, met zijne brassende pretmakende studenten, geleerde professoren en doktoren, weldoorvoede, rijkgekleede, 's middags pantoffelparade houdende bourgeoisie, en ..... armoê lijdende arbeiders dat 't meer dan erg is.
Deftige straten, huizen, en .... ellendige straten en kotten waar 't roetwater van de naakte muren zijpelt, de ruiten met papier dichtgeplakt en de drempels der deuren zóó fijn uitgesleten dat zonder de deur te openen kat of hond naar buiten kan om iets te verrichten; en zoo alles naar evenredigheid. Leve de welvaart en beschaving!
Maar wáár Leiden ook in ten achteren moge zijn, niet in 't ophoopen van brandstoffen voor revolutie en waarin men maar geen erg schijnt te hebben en men allerminst de socialisten van zal kunnen beschuldigen. Ook al tracht de Pres. der Leidsche afd. Alg. Ned. Werkliedenverbond, Kouw, zich verdienstelijk te maken, om door middel van bestuursbonden en coöperatie een dam op te werpen tegenover hen die, zoo 't heet, met kunstige hand rondgaan om de werklieden tot revolutie aan te sporen, (stijl 't Leidsch Dagblad) en waarbij hij heel aandoenlijk schermt met de woorden God, Eigendom enz. Zulke woorden maken nog eens indruk, ziet u, maar och als men ze eens aan 't uitzoeken ging! Neen waarde heer K. zij, die gij bedoelt, behoeven niet tot revolutie aan te sporen, de kapitalisten, de mannen van God, Eigendom enz. zullen dat wel voor hen doen, zooals ge straks zult zien, of gij moet het streven naar recht en waarheid revolutie maken noemen.
Het gevaarlijkste daarbij is, dat het degelijk vereenigingsleven, door 't lage peil van ontwikkeling en diepe bedorvenheid, zoo moeielijk ingang vindt bij de massa, ja zelfs op verregaand kinderachtige wijze wordt tegengewerkt door de politiek verknoeide burgers en werklieden; feiten daarvoor, als zijnde beneden alles, zijn der bespreking niet eens waard. Maar ook de zoogenaamde beschaafden draaien hier - erger nog dan elders — „hoog en dom in hun karnmolen om en 't overal gelezen locale blaadje is een specialiteit om stelselmatig te zorgen dat alles daarin blijft draaien onder een air van deftigheid.
Geen blad van minder politieke ontwikkeling dan 't Leidsch Dagblad, waarin men zich bepaald dom leest. Waar eenig licht is ontstoken daar is het aan 't socialisme te danken.
Dat men overigens 't socialisme overal schuwt en daarop scheldt is geen wonder. De duisternis haat 't licht en niet het minst hier te Leiden, waar vooral o. a., het sterk vertegenwoordigd orthodoxe christendom er erg bang voor is. Want schijnt in alle godsdienstige stelsels de uitzuigerij uitmuntend te passen, vooral in 't zooeven genoemde vindt het een vruchtbaren bodem. 't Is of de leerstelling dat goud en alle aardsche zaken maar slijk zijn, op hare belijders precies een tegenovergestelde uitwerking heeft, zoodra deze van dat slijk in 't bezit zijn.
Het gepaard gaan van „vroomheid en „inhaligheid is dan ook spreekwoordelijk. Bewijzen hiervoor zijn overbekend bij 't volk. Toch moeten wij bij deze eenige verregaande uitzuigerijen aan den kaak stellen en der vergetelheid ontrukken, door zich bij voorkeur noemende christenen bedreven. Misschien ook dat velen door de macht der gewoonte geen erg hebben in de gruwelen op hunnen evenmensch gepleegd en zij door 't socialisme tot inzicht hunner wandaden komen. Wij zullen tenminste zorgen dat zij dit onder de oogen krijgen. Wie weet! Misschien denkt menigeen hierbij wel aan des Moorman's huid en des luipaard's vlekken! Hallo veel is en zal er altijd wel verborgen blijven, veel wordt er onder de werklieden gesmoord, uit vrees voor dat weinige dat men nog heeft te verliezen, maar toch komen ons van tijd tot tijd staaltjes ter ooren, welke de veelal ondoordringbare eigenlijke toestanden der arbeiders eenigzins schetsen, den rechtschapen mensch van verontwaard ging doet gloeien en het bewijs leveren hoe laag het menschdom, met al zijn geroep over goddienen, gezonken is.
Gaan we o. a. maar eens naar de houtkooperij en zaagmolens van den heer Noorman buiten de voormalige Wittepoort.
Ziet ge daar dien ouden grijsaard zwoegen onder een zwaar stuk hout?
Van jongs af aan was hij daar werkzaam en ofschoon hij arm is gebleven, heeft zijn patroon gedurende dien tijd aan hem en anderen, kapitalen verdient.
Hij, „de oude Simon was in zijn tijd een ware Hercules, voor drie man sterk, zoo konstateeren zijn kameraden en hoewel nu afgebeuld kan men 't hem nog aanzien. En wat was 't leven op zijn ouden dag voor zijn eerlijke trouw en zwaren arbeid, waarvan de vruchten door zijn patroon werden opgeslokt? Schrik niet lezer, hoewel op dat gebied uwe ooren niet verwend zijn.
Voor eenige jaren reeds, wel oud wordende, maar toch nog zeer kras, werd hem (om te beginnen) zijn brandhout ontnomen. Dit brandhout is op zaagmolens van geen waarde, dus dit beteekende natuurlijk: de tijd nadert dat je opraakt, maak dat je wegkomt.
Maar.... waar moest de man heen? Hij bleef en.... zijn loon werd met twee gulden verminderd d.w.z. van 700 cent op 500 cent in de week gebracht. Hij zwoegt en slaaft nog en wat zal het einde zijn? Doch genoeg ik moet kort zijn, het overige laat zich hieruit best afleiden.
Begeven we ons nu eens naar een dito industrie van de Gebr. Hoeke, Marendijk en Haven alhier.
Op deze inrichtingen ziet men ook nog de lijfeigenschap in volle kracht, de traditioneele strop om den hals ontbreekt nog maar, ofschoon onnoodig, daar alle vrijheidsvuur bij die menschen schijnt uitgedoofd.
Hoort, hoe deze brave godvreezende patroons hunne evenmenschen (sommigen nog wel hun medebroeders in den Heere!) exploiteeren.
Aldaar varieerden 't vorige jaar de loonen van f 6.50, f 7, f 8, f 9 en de meesterknecht f 10 met vrije brand, (alles loonen voor gehuwde lieden) Daar moet af minstens f 1 voor huis(?)huur, neen voor varkenshokken, althans 3 woningen op 't erf dier heeren aan de Marendijk zijn geen beteren naam waard en 't is onbegrijpelijk hoe een christenmensch zich niet schaamt daar een ander christenmensch in te stoppen, en dat nog wel een eerlijk werkmensch!
Bij deze loonen is de arbeidstijd bij wind des zomers van 5-9 ure, geen wind tot 's avonds 7 ure; daarvan gaat af 2 uren schoft per dag. Om eens iets te noemen. Aldaar werkt of heeft gewerkt een jongmensch, ruim 20 jaar oud, wiens slijtage ons een denkbeeld zal geven wat deze voor 450 cents per week moest verrichten.
Per jaar vier nieuwe boezeroenen, een paar klompen in de twee, soms anderhalve week en twee broeken van 4 gulden per stuk per jaar. Arme moeder, die voor zoo'n knaap verstellen moet, daarvoor kwam haar wel eenige guldens in de week toe, want men begrijpt dat 't zoolang mogelijk mee moet. Toen de jongen om opslag vroeg, kreeg hij ten antwoord van zijn allerliefsten patroon: „Verdien je nu nog niet genoeg?
Toch waren bovengenoemde loonen nog te hoog en, o gruwel! met 't begin dezes jaars werden allen (uitgezonderd deze jongen') met 50 pCt per week verminderd, nadat hun vooraf nog een uur schoft was ontnomen en men in plaats van in den winter met donker naar huis tot 8 uur 's avonds moest werken. Dan eerst kunnen ze voor hun brandhout gaan zorgen, aan welks futloos hout vooral dezen winter geen hakken en aanhalen aan is, dat is licht te begrijpen. Daarbij dient nog vermeld dat om de maat vol te meten, van sommigen de huishuren werden opgeslagen en ..... een oud scheepmaker (men houdt er een schuitmakerij ook) welke de Gebr. Hoeke 56, zegge zes-en-vijftig jaren trouw en eerlijk heeft gediend en 500 cent in de week verdiende, werd ontslagen met..... niets. Ga heen en word warm. Van zulke weekloonen kan dan ook nog wel wat af!! Eenige schade wellicht door de heerschende malaise mocht hun God-kapitaal dan ook niet lijden, en hoeveel die Heeren – ze zijn rijk - daarook van bezitten, die schade moest op die menschen hun halve boterham worden verhaald, schandelijk misbruik van hunne weerloosheid makende, om zich tegen zulk een hongerloon te verzetten. Immers die heeren rekenen er op, dat de hongerzweep hen dadelijk ten dienste staat en de arbeider dwingt zich tegen elken prijs te verkoopen. Het komt bij dergelijke heeren niet op, dat zijne arbeiders hun kapitaal hebben voortgebracht of vermeerderd en hij door 't ellendig maatschappelijk stelsel geholpen, de vrucht van hun arbeid alléén voor zich behoudt tegen alle recht en billijkheid in.
Doodleuk zeggen ze: Ik kan hen of anderen voor dien prijs krijgen dus ik geef niet meer. Net of 't koopwaar is! Of 't menschen zijn en als zoodanig behoeften hebben, broeders, kinderen van één Hemelschen Vader, volgens 't Christendom, och! wat bekreunen ze zich daarom, al durven zij zich nog wel bij voorkeur Christenen noemen. Bah! voor zulk een Christendom! Zou de Christen, Kater, zulke patroons nog geen uitbuiters noemen, waar gehuwde lieden zwaar werk moeten verrichten, voor 500 centen, zegge vijf honderd centen per week, bij een werkdag van veertien à vijftien uren daags? Hoe lang zal 't nog duren eer zulk een slavernij en huichelachtig christendom verpletterd wordt? Gelukkig begint het volk meer en meer in te zien, dat de zoogenaamde godsdienst niets anders is dan een middel - evenals opium en jenever - om hen in een toestand van bedwelming te houden. Wie denkt hierbij nog niet aan den vromen meesterknecht op de fabrieken, o. a. de bekende P.
O! als we aan onze arme schapen van kinderen denken en de zorg en opoffering waaronder de werkman ze moet grootbrengen, om ..... wellicht later in de klauwen van dergelijke geldwolven te vallen en zich voor een appel en ei moeten afbeulen. En zulke lieden worden in onze allerbeschaafste maatschappij, als „geachte ingezetenen ingedeeld, zelfs een van bovengenoemde heeren is lid van den gemeenteraad.
Maar éénmaal en spoedig breekt de tijd aan dat er met dergelijke geachte ingezetenen afrekening zal worden gehouden. De betaaldag van 't proletariaat breekt aan!
(Wordt vervolgd.)