Op Zaturdag den 18 April 1829, des namiddags ten vijf ure precies, zal aan het Bureau der Publieke Verkoopingen, achter Sint Pieter, te Utrecht, Wijk F. N°. 363, publiek worden geveild en verkocht, onder meer andere Percelen:
Een hecht, sterken weldoortimmerd HUIS, ERF en GROND, met Kelders, Kluis en Werf, benevens twee groote en ruime Houtschuren daarachter, Stal voor vier Paarden, Koetsnuis en Hooizolder, staande binnen Utrecht, aan de Westzijde van de Oudegracht, tusschen de Geeste- en Volderbruggen; alsmede een BUITEN-VERBLIJF , genaamd DIJKZIGT, bestaande in een Heeren- Huis, voorzien van vijf Beneden- en twee Boven-Kamers, Keuken, Provisie-, Domestike-Kamers en Zolder, Stalling, Koetshuis, Tuinmans-Woning, twee Daghuurders-Woningen, Moestuin, Slingersboschje, Goudvischkom en Vijver; mitsgaders een Achtkantigen HOUT-ZAAGMOLEN, genaamd DE OUDE KEIZER, met de daarbij behoorende Kolk, Molenwerf, Lootsen en Houtschuren, alles gelegen onder Westraven, Gemeente Jutphaas, aan den Vaartschen Rijn en Straatweg; en eindelijk ruim 5 Bunders allerbest WEI- en HOOILAND, achter het voorgaande Perceel gelegen. Breeder omschreven bij Biljetten, en nader onderrigt te bekomen ten Kantore van HENDRIK van OMMEREN, openbaar Notaris binnen Utrecht residerende.
Hijpotheek-Zuivering.
(10) ** Bij exploit van den Deurwaarder ANTHONIJ GRIFF van den 18. April 1838, blijkt, dat van wege de Heeren ODILIUS ALIJDUS JOZEFUS ROBERT en PAULUS MARTINUS JOZEFUS ROBERT, Kooplieden in Houtwaren, wonende te Utrecht buiten de Tolsteegpoort, Wijk K, numero 81, aan den Heer Officier bij de Regtbank van eersten aanleg te Utrecht, is beteekend en kopie gegeven eener acte, waarbij op den 14. dezer maand ter Griffie van gemelde Regtbank is gedeponeerd, het gecollationeerd afschrift van een Koopcontrakt, op den 11 April 1 38, ten overstaan van den Notaris JACOB HENDRIK VAN SCHERMBEEK en getuigen te Utrecht gepasseerd, behoorlijk geregistreerd, blijkens hetwelk de requiranten zijn eigenaars geworden van een BUITENVERBLIJF, genaamd Wijkzigt, mel deszelfs HEERENHUIZINGE en verdere GEBOUWEN en BETIMMERING; milsgaders eenen ACHTKANTIGEN HOUTZAAGMOLEN, genaamd de Oude Keizer, met Molenwerf, kolken, Slooten en Gronden, daar toe- en aanbehoorende, alles staande en gelegen in een perceel nabij de stad Utrecht, onder Westraven, in de gemeente Jutphaas, strekkende voor van den Vaartschen Rijn of Rijndijk tot aan het Wei- en Hooiland van den Heer Gerrit van Weede, aldaar aan de eene zijde de Heeren Gebroeders Ravesteijn en aan den anderen kant de Ridderlijke Duitsche Orde, naast gelegen zijn. – Zijnde de Gebouwen gemerkt numeros letter W, 17,80, 76 en 77 en overigens ongenummerd, en het perceel zelve bekend op den kadastralen legger (voor eene grootte van 1 Bunder, 57 Roelen , 47 Ellen) in Sectie numero's 33, 34, 35, 36, 37, 37a, 37b en 37c. Het voorschreven perceel behoorde aan den Heer GIJSBERTUS JACOBUS RAVESTEIJN, Koopman op voormeld Buitengoed woonachtig, die daar van den eigendom verkregen heeft uit de nalatenschap zijner ouders, wijlen den Heer JAN EVERT RAVESTEIJN en Vrouwe CORNELIA MARGARETHA WOLFF, blijkens akte van scheiding, den 18. October 1830, voor den Notaris HENDRIK VAN OMMEREN en getuigen binnen Utrecht gepasseerd, behoorlijk geregistreerd.
De verkoop is aangegaan voor de somma van f 16500 - boven de lasten en regten van eigendoms-overgang, bij het Koopkontrakt omschreven, waarvan een extract is aangeplakt in de Audientiezaal van de Regtbank, om daardoor, en door deze bekendmaking te geraken tot zuivering van de legale hijpotheken, welke ten behoeve van bij de requiranten onbekende personen mogten beslaan, alles overeenkomstig de voorschriften der wet op dat stuk geëmaneerd.
Utrecht 19 April 1838.
F. C. BLEKMAN , Procureur.